Mijn visie - essay over de weg naar een gezond evenwicht

Gepubliceerd op 2 mei 2016 om 13:30

Wat zit er scheef in onze sociale systemen?

De weg naar een gezond evenwicht

Met zijn lezingen over de onthutsende maar gangbaar geworden praktijken die hij in zijn onderzoek in de Londense City tegenkwam, trekt Joris Luyendijk volle zalen. Gezien de grote belangstelling voor zijn verhaal is hij niet de enige die ontgoocheld ‘dit kan niet waar zijn’ roept. En gelet op de vele reacties dat deze kwalijke gewoonten niet exclusief voor de bankensector gelden, zijn er honderdduizenden mensen die zich dagelijks hetzelfde afvragen. Er zit duidelijk iets scheef in onze maatschappij.

In zijn presentaties stelt Luyendijk zich constructief op door met oplossingen te komen. Hij doet brede oproepen om de moraal terug te vinden en stelt concreet voor om nieuwe wetten te schrijven. De vraag is echter of zijn voorstellen adequaat zijn en of ze de fundamentele problemen van de uitwassen oplossen. Ofwel: Wat zit er precies scheef?

Zoals Luyendijk zelf laat zien hebben juridische regels geen effect: de bankmedewerkers die hij sprak denken zelf moreel te handelen omdat ze de wet niet overtreden en vertonen daarmee geen immoreel, maar amoreel gedrag. Nieuwe wetten zijn dan ook geen oplossing: vroeg of laat zullen ze opnieuw leiden tot gedrag dat juridisch dichtgetimmerd, maar moreel verwerpelijk is.

Luyendijks eigen moraal (en, terzijde, ook die van mij) is dus op iets anders gebaseerd. Buiten de juridische kaders om bestaat er een kader aan de hand waarvan ik gevoelsmatig weet of iets fatsoenlijk, deugdelijk en voor mij normaal is, dus binnen de grenzen van de norm blijft. Deze software of the mind wordt bepaald door de cultuur waarin iemand is opgegroeid, of geïncorporeerd zoals in een bedrijfscultuur.

In feite is cultuur te omschrijven als ‘de collectieve mentale programmering van leden van een sociale groep[1]. De collectieve mentaliteit bepaalt tevens de collectieve moraliteit. Het denkkader is dus tegelijk een waardensysteem. Sommigen komen op hun werk in gewetensnood, maar eenmaal opgenomen in de bedrijfscultuur zijn ze zich de a-moraliteit vaak niet eens meer bewust.

De definitie laat zien hoe bepalend het onbewuste denkkader is waarmee we zijn grootgebracht of ingelijfd voor wat we willen, voor ons gedrag (dwz een zichtbare kant van cultuur) en voor onze bedrijfsmores.

Afgezien van het feit dat een verandering van een denkkader (of organisatiecultuur) nooit met regels van buitenaf kan worden bewerkstelligd is het belangrijker dat er aan het schrijven van wetten iets fundamenteels vooraf gaat: Om geschikte wetten te kunnen schrijven moeten eerst de waarden worden bepaald die eraan ten grondslag liggen. Wetten zijn immers middelen die dienen om de waarden waarop zij gebaseerd zijn, te waarborgen. Behalve dat Luyendijk oproept dat onze democratische samenleving toch in staat moet zijn om hier vorm aan te geven, gaat hij hier inhoudelijk niet verder op in. Bij nadere beschouwing van ons westerse waardensysteem is daar echter de essentie te vinden van wat er nu eigenlijk scheef zit.

 

Eenheid en dualiteit

Waardensystemen (en navenant culturen) zijn gebaseerd op de toekenning van waarde (gewicht) aan eigenschappen. Omdat we in een wereld van dualiteit leven gebeurt dat door tegengestelde eigenschappen tegen elkaar af te wegen. In de westerse geschiedenis en beschaving worden de principes van eenheid en dualiteit in de 5e en 6e eeuw voor Chr. genoemd door Griekse filosofen als Anaximander, Zeno en Empedocles. Halverwege het 4e millennium voor Chr. was de spanning tussen paren en tegenstellingen al een veel voorkomend thema.

Volgens de culturele antropologie is het dialectisch concept van evenwicht van tegengestelden essentieel voor stabiliteit en verandering van sociale systemen. De tegengestelde polen vormen de basisstructuren van een sociaal-cultureel systeem, zoals een organisatie.In de oosterse beschaving is het principe al duizenden jaren terug te vinden in het concept van yin en yang, dat een dynamische eenheid tussen tegengestelde krachten inhoudt waarbij het yin in het yang aanwezig is en andersom.

In onderstaande kolommen staat een aantal tegenstellingen met hun twee poolaspecten. Genoemd zijn basisparen waarvan een onbeperkt aantal paren kunnen worden afgeleid. Zo kan de tegenstelling ‘naar buiten gericht – naar binnen gericht’ vertaald worden naar ‘uiterlijk – innerlijk’, of ‘expressief – reflectief’, of ‘extrinsiek – intrinsiek’. Volgens het (kosmisch) dualisme is het hele universum te herleiden tot twee tegengestelde elementen.

Yang                            -           yin

Hard                            -           zacht

Ratio                           -           gevoel

Specialisatie              -           verbinding

Deel                            -           Geheel

Kwantitatief                -           kwalitatief

Naar buiten gericht    -           naar binnen gericht 

De poolaspecten zijn an sich niet positief of negatief geladen, maar door de afweging (een of-of-benadering die inherent is aan dualiteit) krijgt het ene aspect meer gewicht dan het andere. Automatisch ontstaat dan oordeelsvorming, waardoor het overwicht van het ene aspect nog meer wordt gevoed ten koste van het ander. Zodra er sprake is van dominantie ontstaan er schadelijke symptomen. Een disbalans tussen de tegengestelde aspecten levert dus problemen op in een sociaal-cultureel systeem.

In een organisatie valt een disbalans op door de extreme vormen die de poolaspecten bij dominantie aannemen: orde wordt verstikkende controle of bureaucratie, vrijheid wordt chaos, kwantiteit wordt rendementsdenken en naar binnengerichtheid wordt navelstaarderij. Tegelijkertijd worden de aspecten van de andere pool onderdrukt en tekortgedaan: Zo kan bij een bank de hoeveelheid (kwantiteit) verkochte hypotheken ten koste gaan van de kwaliteit van financiële diensten. Overschatting van de ratio leidt tot het niet serieus nemen van gevoel en intuïtie, ‘meten-is-weten’ leidt tot ontkenning van onmeetbare en immateriële krachten, en verregaande specialisatie leidt tot onverschilligheid of onbekendheid met het eindproduct.

Het laatste fenomeen is in talloze vormen in onze maatschappij terug vinden. Verregaande specialisatie of fragmentatie zijn nl. terug te voeren op hetzelfde poolaspect als afdelingsgericht werken of scheidingsdenken: het betreft de dominantie van het (onder)deel ten koste van het geheel. Hetzelfde is aan de orde als mensen hun (mede-) verantwoordelijkheid ten aanzien van een breder organisatiedoel toeschrijven aan een collega of andere afdeling. Dit zogenoemde ontbreken van ketenverantwoordelijkheid of het bekende kastje-naar-de-muur-effect kom je tegen als iemand zich uitsluitend verantwoordelijk voelt voor een onderdeel en niet gericht is op het geheel. “Sorry, ik weet hier niets van – mijn collega heeft u destijds geholpen dus u moet bij hem zijn…” Heeft een medewerker wél oog voor het grotere geheel, dan zal diegene buiten de eigen verantwoordelijkheden om zich inspannen een oplossing te vinden, al dan niet door mobilisatie van collega’s om dit als een gezamenlijke doelstelling te beschouwen.

In het verlengde hiervan heeft onverschilligheid of onbekendheid met een eindproduct niet zozeer met de schaalgrootte van een organisatie te maken, maar met het feit dat men het grotere geheel niet (h)erkent. In een grote organisatie is die kans uiteraard groter, maar doorslaggevend is of er een gevoelsmatige verbinding of zelfs identificatie met de (doelen van de) organisatie bestaat. Overigens is de scheefgroei tussen deel-geheel ook in andere sectoren aanwezig, bijv. de reguliere medische sector: door een persoon te beschouwen als een verzameling onderdelen en organen die afzonderlijk genezen kunnen worden, verliest een arts de totale persoon uit het oog.

Paradoxaal genoeg is het mogelijk om toch verschillende waarden aan poolaspecten toe te kennen zonder een disbalans te veroorzaken. In deze en-en-benadering is het gevoel net zo waardevol als de ratio en de formele orde net zo belangrijk als de informele verbinding. Het verschil van de waarden zit ‘m hier niet tussen de poolaspecten, maar tussen de tegenstellingen onderling. En hierin zijn eveneens de culturele verschillen te vinden, wat de identiteit van de cultuur bepaalt. Zo kan de ene bank zich onderscheiden door zwaar te tillen aan het evenwicht tussen kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening, en kenmerkt zich het unieke karakter van een andere door meer gewicht toe te kennen aan samenwerking en interne organisatie.

In deze situatie worden de poolaspecten beide op vrijwel dezelfde waarden geschat en zijn ze als tegenstellingen complementair en in balans. Dit is de ideale toestand: In het voorbeeld van de specialist als anoniem radartje in het geheel kan deze zijn ei kwijt in zijn werkzaamheden terwijl hij tegelijkertijd een verbinding ervaart met de overkoepelende doelstellingen van de organisatie en die van zijn collega’s.

Waarde en zingeving 

Het feit dat in onze maatschappij ‘waarde’ wordt uitgedrukt in geld, is eveneens symptomatisch voor waar het scheef zit. Het westerse waardensysteem is gemonetariseerd en dat komt omdat het is gekwantificeerd: zodra aspecten niet in harde cijfers of financiële termen zijn uit te drukken, tellen ze letterlijk en figuurlijk niet mee. Dat is in de wetenschap zo, dat komt naar voren als er gevraagd wordt met ‘gegevens’ of ‘harde’ bewijzen te komen, maar dat komt ook tot uiting in het rendementsdenken en in de extrinsieke motivatie van werknemers. Tegelijkertijd worden zachte elementen als intuïtie, zingeving, arbeidsvoldoening en intrinsieke doelstellingen nog steeds ondergewaardeerd of ontkend.

Bovenbeschreven symptomen leggen haarscherp bloot waar het fundamenteel scheef zit:

De poolaspecten aan de harde kant worden in onze sociale systemen systematisch hoger gewaardeerd dan die aan de zachte kant. En deze disbalans is al eeuwen aan de gang.[2]   A-moraliteit en cultuurproblemen zijn dus niet te herleiden tot ‘verkeerde’ waarden, maar tot de disbalans in het denk- en waardenstelstel. Specifiek: tot de scheefgroei tussen de dialectische oerprincipes van een sociaal systeem.

Niet toevallig vallen de poolaspecten aan de harde kant onder de gemene deler van het mannelijke principe, of yang in de oosterse traditie. Dat wil overigens niet zeggen dat alle harde poolaspecten typerend voor mannen zijn! Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen het mannelijke principe en mannen, en dat geldt evenzeer voor het vrouwelijke principe en vrouwen. Het betreffende principe is nl. zowel in mannen als vrouwen aanwezig. Waarom er wel gesproken kan worden over ‘typisch’ mannelijke of vrouwelijke eigenschappen, is dat de mannelijke aspecten bij mannen zichtbaar zijn omdat ze voorkomen op het bewuste niveau, maar bij vrouwen als de animus op het archetypische, onbewuste niveau. De vrouwelijke eigenschappen bevinden zich bij vrouwen op het zichtbare bewuste niveau en bij mannen als de anima in het collectief onbewuste.

De dominantie van het mannelijke principe over het vrouwelijke principe door de eeuwen heen verklaart wél waarom vrouwen en vrouwelijke eigenschappen wereldwijd nog steeds worden ondergewaardeerd of niet (h)erkend. En dat geldt eveneens voor mannen die hun vrouwelijke eigenschappen wel hebben leren kennen en zichtbaar durven maken, maar daardoor veelal niet serieus worden genomen.

Voor de goede verstaander duidt de opmerking van een bankier (‘iedereen is hebzuchtig’) die Luyendijk aanhaalt op de dominantie van het mannelijke principe in diens denkkader. Er zijn nl. altijd mensen geweest die niet hebzuchtig zijn, maar die hebben ook geen uiterlijk succes of rijkdom nodig om innerlijke vrede en zin te ervaren. De vooronderstelling van de bankier verwijst naar een denkkader dat de harde buitenkant overwaardeert ten koste van de zachte binnenkant, en dat is niet alleen in de financiële wereld aan de orde maar ook in andere sectoren in onze maatschappij. In die zin is het inderdaad niet zo vreemd dat hij ervan uitging dat iedereen zo in elkaar zit… De disbalans in ons denkkader is ook op te maken uit het gewicht dat er in onze maatschappij wordt gehecht aan maatschappelijk succes, carrière, cijfers, logica en harde feiten.

Overigens bestaan er tal van subsystemen (naties, sociale groeperingen, organisaties) waarin het vrouwelijke principe juist dominant is over het mannelijke, (zoals bij vrijwilligersorganisaties vaak het geval is) maar mondiaal genomen is het mannelijke principe nog overwegend dominerend.   

De samenleving is wel aan het veranderen. Dat blijkt bijv. uit het bestaan van een EQ naast het IQ, of uit het VN-initiatief om de waarde van de natuur in andere dan economische termen in kaart te brengen (zoals ontspanningswaarde, zingevingswaarde of recreatiewaarde). We zullen eraan moeten geloven dat niet alles wat waarde heeft, in cijfers is uit te drukken. Het CBS en het CPB onderscheiden zich met hun meetmethoden in dat opzicht al sterk van elkaar. Toegegeven: een uitspraak als ‘dat voelt zo voor mij’ zal geen valide argument worden om een zienswijze te onderbouwen, maar het is een kwestie van erkennen en wennen om ook niet-kwantificeerbare middelen te aanvaarden om een punt ‘hard te maken’. Ik verwacht ook binnen niet-afzienbare tijd een discussie over een andere kijk op arbeid, nl. een die ‘werk’ in de zin van toegevoegde waarde definieert in plaats van financiële waardering.

(Toevoeging april ’16: Saillant in dit opzicht is de discussie over het – met behoud van uitkering - laten doen van vrijwilligerswerk of mantelzorg door 55+ ‘ers als alternatief voor hun zinloze sollicitatieplicht. Het tegenargument “waarom zou je oudere mensen afschrijven voor de arbeidsmarkt” maakt pijnlijk duidelijk hoe ons denkkader nu nog is geprogrammeerd: alsof je met al je kwaliteiten afgeschreven zou zijn als je onbetaalde arbeid verricht.) 

Oplossingen

Zodra er naar oplossingen wordt gezocht om een disbalans in een waardensysteem te herstellen, gebeurt er iets opmerkelijks. Vanwege de dominantie in het denkkader komen meestal instrumenten in beeld die de dominantie juist versterken; er is immers een blinde vlek voor de ondergewaardeerde aspecten. Ook de nieuwe wetten die Luyendijk bepleit zijn te herleiden tot de dominante harde buitenkant, waardoor de waarde van het mannelijk principe alleen maar wordt bevestigd.

De financiële, extrinsieke prikkels die tot amoreel gedrag aanzetten moeten we zélf niet aanpakken, maar inzien dat ze door de dominantie van de harde aspecten zijn ontstaan. Om ze op te lossen moeten juist de elementen van het vrouwelijke principe ingezet en erkend worden: door aandacht te besteden aan de intrinsieke motivatie in plaats van financieel succes en status, door tijd te nemen voor reflectie of door het belang van samenwerking, verbinding en zingeving in werksituaties te erkennen. Hierdoor krijgen ze het gewicht en de waarde die ze verdienen, waardoor ze in balans komen met de aspecten van het mannelijke principe.  

Het saillante gegeven doet zich voor dat zodra dát evenwicht in het waardensysteem herstelt, cultuur en gedrag automatisch veranderen naar een gezonde situatie. Zodra alleen al de intrinsieke voldoening op het werk meer ruimte krijgt naast de benodigde opbrengsten, en de vraag ‘hoe komen we over’ in balans komt met ‘waar zijn we mee bezig’ zijn we al enigszins op weg naar een gezond evenwicht.

 

Karin Kasdorp, februari 2016

Bovenstaande visie vormt het fundament van de Balansindicator, model voor cultuurverandering en systeemtransitie.

 

[1] Deze definitie is ontleend aan prof.dr. Geert Hofstede, emeritus-hoogleraar Vergelijkende Cultuurstudies van organisaties, Universiteit Maastricht.

Publicaties o.m. Cultures and Organizations, Software of te mind, Londen, 1991; Culture’s Consequences, Sage Publications, Californie 2001 (oorspr. 1980)

[2] Deze bewering is gebaseerd op onderzoeken van diverse wetenschappers wereldwijd, waar onder meer:

Riane Eisler, The Chalice and the Blade – Our history, our future, Harper Collins Publishers, San Francisco 1987

Sue Lloyd-Roberts, De oorlog tegen vrouwen - en de moed om terug te vechten, Balans, 2016 (Vert. van The war on women)

Marja de Vries, Samenlevingen in balans, AnkHermes Utrecht 2014

Dr. Annine van der Meer, Venus is geen vamp – het vrouwbeeld in 35.000 jaar venuskunst, Geesteren Den Haag 2009

Diverse archeologische veldstudies van o.m. prof. Dr.Göran Burenhult (Zweden), dr. Jan Jelinek (Tsjechië)

 

Reactie plaatsen

Reacties

Smithd649
6 jaar geleden

Enjoyed studying this, very good stuff, regards . A man may learn wisdom even from a foe. by Aristophanes. dkfdkkdcddfgddcc

Smithe400
6 jaar geleden

This is why Facebook games are becoming more popular. The ease of use and dissemination of content, tagging dbfgfgfffcececca

Smithb518
6 jaar geleden

This website was how do you say it? Relevant!! ddcgkckkadddfegg